Tags

, ,

Hoogleraar Maarten van Buuren herinnert zich precies de dag en het uur dat hij verloor wat hij altijd voor zijn ’ik’ had aangezien. Een routinevergadering, begin 2000, op het faculteitsbureau. Hem wordt koffie aangeboden, maar hij is niet in staat iemand aan te kijken of iets te zeggen. Hij vlucht in paniek naar huis en verschanst zich er dagen achtereen. Het is het begin van een diepe depressie, waarvoor hij zich laat behandelen. Het verloop ervan beschrijft hij in ’Kikker gaat fietsen! Of over het leed dat leven heet’. De gerenommeerde literatuurwetenschapper, vertaler en essayist, moet van zichzelf zeggen: „Ik besta niet meer, wat in de stoel hangt is een stoffelijk overschot. Ik ben niet meer. […] Ik word uitgevlakt, met de grond gelijk gemaakt, vernietigd. Het enige waarop ik mag hopen, is dat via medicijnen of zelfmedicatie de machine weer opgang wordt gebracht, opdat de wereld me in genade wordt teruggeschonken.