Op vakantie verblijven we een paar nachten in Skjolden, aan eind van de Sognefjord, 200 km diep in Noorwegen. Ik zie op een oriëntatiepunt dat we 3,7 kilometer van de hut zitten die de filosoof Ludwig Wittgenstein daar voor zichzelf bouwde, en waar hij zijn Tractatus Logico-philosophicusen Philosophische Untersuchungenuitdacht.

Wittgenstein – als architect geschoold – ontwierp en bouwde het huisje in 1913/1914, en kwam er, tot zijn dood in 1951, meerdere malen terug. Na die tijd verviel het en tot voor kort waren alleen de fundamenten ervan nog over.

Ik had in deze vakantie boeken bij me van Thomas Merton, de monnik en mysticus.  Ook Wittgenstein had iets van een monnik en een mysticus.

Ooit had hij op het punt gestaan echt het klooster in te gaan. Als filosoof in Cambridge leefde hij als een asceet. Hij had een fascinatie voor religie. “Ik ben geen gelovig mens, maar ik kan niet anders dan elk probleem vanuit religieus perspectief benaderen.” Zijn mystiek was aards, zo men wil, niet gebonden aan een godsdienstige traditie.“Sommige dingen kun je niet in woorden zeggen. Ze openbaren zichzelf. Ze zijn het mystieke”, lezen we in de Tractatus, die eindigt met de stelling: “Waarover je niet kunt spreken, daarover moet je zwijgen.”

Als een monnik op de berg Atos trok Wittgenstein zich terug in zijn hut, gebouwd op een steile rots dertig meter boven het meer. Met een emmer en katrol hees hij water uit het meer omhoog. Af en toe roeide hij naar Skjolden voor post en proviand.

De plek trekt mij aan, ik moet er naar toe.

Ik volg het pad naar de hut. Maar dan wordt, na een flinke klim- en klauterpartij, mijn weg versperd door een afrastering en een bord met de tekst: “de hut van Wittgenstein wordt gereconstrueerd. Zolang is de locatie verboden terrein.”

Ik aarzel. Uit respect besluit ik het hierbij te laten en maak rechtsomkeert.

Mijn tocht krijgt zoiets van wat ik een psychoanalyticus eens de ‘verhinderde pelgrimage’ hoorde noemen: in je droom wil je ergens naar toe, maar je komt er nooit.

Wat trok mij naar deze plek? Ik heb ook Luther’s kamer op de Wartburg bezocht waar hij de duivel met een inktpot bekogelde, en Karl Barth’s studeerkamer in Basel waar hij zijn Kirchliche Dogmatikschreef en met zijn secretaresse flirtte. Maar dat eerder uit nieuwsgierigheid dan uit piëteit. Bij Wittgenstein was het anders. Naar zijn berghut willen trekken heeft meer van een vierde eeuwse pelgrimage naar een Egyptisch woestijnvader. Je hoopt dat je een beetje mag delen in de inzichten die hij in stilte en afzondering heeft verworven. Ludwig Wittgenstein of Thomas Merton, ze gingen beiden voor het absolute, het ene nodige, dat er toe doet. Misschien zit er in ons allemaal wel iets van een monnik, ook al is het maar aan een enkeling gegeven het ook zelf te worden.