In herinneringscentrum Kamp Westerbork staan twee glazen tranen op marmeren sokkels. Het kunstwerk Bevroren Tranen is gemaakt door Truus Menger, kunstenares en oud-verzetsstrijdster. De kleinste traan is onbeschreven. Op de tweede traan staan namen gegraveerd van joodse en Sinti kinderen die zijn gedeporteerd uit kamp Westerbork. In 2016 werd de kleinste traan gestolen. Hij is sindsdien spoorloos. Inmiddels is hij door een replica vervangen. Wat bezielde toch de dief? vraag ik me af.

De titel Bevroren Tranen is ontleend aan De Goddelijke Komedie van Dante Alleghieri, het 14e eeuwse epos over zijn reis door de hel. Het is daar zo ijzig koud dat het verdriet om het helse bestaan zich niet eens meer kan uiten. ‘Het huilen zelf maakt huilen daar onmogelijk’. Elke traan die opwelt bevriest immers meteen, zodat de tranen als dikke brillenglazen in de oogholten stollen.

Tranen moeten stromen. Ook dieren hebben verdriet. Ook zij staan soms machteloos tegen de ervaring van verlies. Maar wij zijn de enige diersoort die het daarbij niet drooghoudt, we stromen letterlijk over. Daar is geen verklaring voor, maar ik denk dat het toch betekenis heeft. Waarom kunnen we ons verdriet niet binnen houden? Omdat we het moeten laten zien en delen met anderen. Geen groter leed dan leed dat je in moet slikken. Gedeelde smart is halve smart.

Daarom moeten tranen stromen, bijvoorbeeld als je machteloos moet toezien hoe iemand die je lief is pijn lijdt. De middeleeuwse mystica Teresa van Avila moet wenen, als ze zich voorstelt hoe de door haar beminde Jezus werd geslagen en gemarteld. Maar ze is God dankbaar dat haar tranen kunnen stromen. Wenen is bidden, vindt ze, en je kunt in allebei groeien. De eerste tranen komen moeizaam, alsof je diep moet graven naar hun bron. Verdriet begint met hard werken. Je voelt je ver bij God vandaan. Maar dan komen de tranen makkelijker, alsof je ze als water zo uit een put kunt pompen. Tenslotte stromen ze als een rivier door de ziel, ja voel je ze als een milde stroom van regen over je heen komen. Je weet dan niet meer wie er tranen met tuiten huilt, jij of God zelf. Je ervaart je één met een wenende God.

De Mattheus Passion eindigt, na de dood en graflegging van Jezus, met het slotkoraal “Wir setzen uns mit Tränen nieder”. Maar volgens opera-regisseur Peter Sellars is de Mattheus van begin tot eind bedoeld als een open ruimte waar we met z’n allen bedroefd mogen zijn. Alsof Bach ons uitnodigt om onszelf niet met ons verdriet op te sluiten in de binnenkamer en tegen ons zegt: ‘Alsjeblieft, help me wenen.’

Je moet het niet in je eentje droog willen houden.

Ik blijf me daarom afvragen wat de anonieme dief van die bevroren traan uit Westerbork bezielde. Hij moet overmand zijn door een groot verdriet, het kan niet anders. Maar het is nu toch alleen nog maar groter geworden? Het is niet alleen bevroren, maar nu ook nog eenzaam.