Tags

,

Zonder een sterke, intrinsieke motivatie voor werken in de zorg houdt niemand het vol. Er wordt veel van je gevraagd. Tegelijk moet iedereen tegenwoordig met ‘passie’ leven en werken. Wie niet tot op het bot gemotiveerd is, geen ‘drive’ heeft, is al gauw een loser.

Maar ‘passie voor en in de zorg’, hoe krijg je dat? En, wat nog belangrijker is: hoe houd je het vol? Moet het allemaal uit jezelf komen?

Van roeping naar bezieling

Werken in de zorg is werken ‘op mensen’. Zo noemt de Franse socioloog François Dubet het: wie timmert werkt op hout, wie metselt op stenen, maar in de zorg ‘bewerk’ je mensen. Dat is iets heel speciaals. Want mensen zijn geen dingen, en zorg is geen product. Zorg is een relatie en relaties zijn open en onvoorspelbaar. Je bent zelf ook altijd persoonlijk in het geding. Met conventies, technieken en protocollen proberen we zorgrelaties zo soepel mogelijk te laten verlopen. Maar het blijft werk van mens-op-mens: soms schuurt het, stokt het, doet het pijn, verwarmt het ook, van beide kanten. Dat kan ook niet anders. Wie echt professioneel wil zijn, is persoonlijk betrokken in en op zijn werk.

Zorgprofessionals bewegen zich gelijktijdig in en tussen drie verschillende werelden die met elkaar in een spanningsvolle relatie staan: de ambachtelijke wereld van het vak, de existentiële wereld van de persoonlijke relatie, en de politieke, economische en bestuurlijke wereld van de organisatie of instelling. Echte professionaliteit betekent niet dat men zich niet verschuilt achter het vak of de functie om zichzelf als persoon buiten schot te houden, maar dat men die drie werelden in zichzelf bijeen houdt en weet te integreren.

Hoe houd je het vol?

Wie in de zorg gaat werken heeft ‘iets met mensen’. Maar het lijkt alsof de druk op de professional als persoon steeds groter wordt. Vroeger werkten mensen binnen – wat Dubet noemt – de Grote Instituties van kerk, ziekenhuis, staat en school met een missie. Onderwijzers, dokters, verplegers, en geestelijken lieten zich vanuit een heilige roeping tot een gewillig instrument daarvan maken. Je koos niet voor de zorg, je werd ervoor gekozen. En je vervulde de rol die je van bovenaf werd opgelegd. Maar wie vandaag in de zorg werkt, kan zich niet meer achter zijn rol verschuilen. De voortdurende confrontatie met nood en leed, en het tijdenlang optrekken met behoeftige medeburgers doet iets met je existentie. We leven nu directer op elkaars lip, in een egalitaire maatschappij. De zorgbetrekking is meer dan ooit persoonlijk geworden, een ontmoeting tussen twee mensen waarbij de één in meer of mindere mate zijn leven (of een deel daarvan) in andermans handen legt. En vaker dan je wil, neem je je werk mee naar huis en slaap je er slecht van.

Hoe houd je het vol? Waar haal je de energie en de motivatie vandaan om dag in dag uit er weer te zijn voor die (soms ‘lastige’) ander, voor je team, je organisatie? Hoe voorkom je dat je verzandt in routine, of uitblust in een burn-out? Hoe complexer de zorgsector wordt, des te meer wordt er een beroep gedaan op de passie, drive, de motivatie van de zorgprofessional. Werd je vroeger van Boven geroepen, nu moet je van Binnenuit zijn bezield.

Bezieling in de zorg

Waar haal je je bezieling vandaan? Voor een deel wellicht daar waar ze vroeger ook vandaan kwam: ook al noemt men het geen ‘roeping’ meer, veel werkers in de zorg ervaren hun werk wel zo. Er wordt bezieling van buiten aangedragen. In christelijke instellingen is bezieling met de levensbeschouwelijke identiteit gegeven. De liefde van God inspireert tot liefde voor mensen. En er is geen krachtiger verhaal dat inspireert tot compassie in de zorg dan dat van de Barmhartige Samaritaan (Lucas 10). Elke werker in zorg heeft daarnaast haar eigen motivatie waarom zij dit werk is gaan doen: gewoon, ‘iets met mensen’; een persoonlijke ervaring, een familiegeschiedenis.

Maar er moet ook in het werk zelf bezieling liggen, anders houd je het niet vol. En dan is het eigenaardige van werken in de zorg, dat precies datgene wat maakt dat mensen er aan onder door kunnen gaan, er ook toe bijdraagt dat ze er nieuwe energie van krijgen. Zorg is immers geen product maar een relatie. En relaties met kwetsbare mensen in hun beperking zijn slopend – of bezielend. Het is moeilijk uit te leggen dat – het is mijn ervaring – voor een predikant een uitvaart begeleiden vaak inspirerender is dan een huwelijkssluiting. En toch: door jezelf in te laten met de zorg en het verdriet van anderen krijg je veel terug.

Bezieling is meer dan persoonlijke motivatie of gedrevenheid. Dat zijn termen die individu-georiënteerd zijn. Bezield ben je als je bezield bent door wat meer is dan jezelf. Bezieling overkomt je. De oude Grieken spraken van ‘enthousiasme’: de goden nemen bezit van je. De Amerikaanse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi heeft het over flow. We ervaren dat in dans of muziek. Iemand in flow laat zich meevoeren op de stroom van een activiteit, en heeft het gevoel deel te nemen aan iets groters dan hijzelf, terwijl hij helemaal gefocust is en volledig in control. Zo kunnen zorgprofessionals die hun vak beheersen en er van houden, ook in hun werk opgaan. Er is geen verschil meer tussen hun persoon, het ambacht dat ze in hun vingers hebben en hun rol in hun organisatie. Ze zijn op en top professional.

Kwetsbaar gegeven

In de zorgsector zou meer moeten gekeken worden naar wat flow veroorzaakt, dan naar wat er misgaat. Toch zou ik uiteindelijk liever van bezieling spreken dan van het wat modieuze flow. Het woord bezieling heeft nu eenmaal oudere papieren. In het Bijbelse scheppingsverhaal lezen we dat God zo de mens maakte: ‘Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen (een nephesj, ziel).