Tags

, , ,

(A Blessing in disguise, Column De Verwondering 2020, #4)

Je ziet ze niet veel meer, de overlijdensadvertenties met: ‘In de gezegende leeftijd van 90 jaar overleed …’ De Bijbelse gedachte werd erin verwoord dat God je wel bijzonder welgezind moest zijn geweest dat je de tachtig of negentig haalde. Een middeleeuws rijmpje over de levensloop ging zo:

10 dat zijn je kinderjaren

20 ga je aan het sparen 

30 moet je zijn getrouwd

40 ben je daarvoor te oud

50 krijg je ongemakken 

60 ga je aan het zakken 

70 daalt je leven af

80 ga je naar het graf

90 kun je ook nog leven 

100 zij door God gegeven!

De ouderdom als zegen – die gedachte is behoorlijk op z’n retour. Iedereen wil graag oud worden, maar niemand wil het zijn. Tegenwoordig wil niemand ‘als kasplantje eindigen’. En veel mensen overwegen zelfs om er ‘vóór die tijd uit te stappen’. Een hoge leeftijd was ooit een zegen, nu wordt ze eerder als een vloek ervaren.

Dan liever dat andere rijmpje van vroeger: 

70 grijs 

80 niet wijs

90 jaar kinderspot  

100 in de aard verrot.

Kan het anders? Ik heb een Amerikaanse collega, Richard Morgan, die al jaren boeken schrijft over ouder worden. Nu is hij zelf 91, met alle krakkemikkigheden van dien. Maar hij kan het niet laten, ook al kan hij door artritis niet lang achter zijn computer zitten; hij schreef weer een boek, nu over ‘de realiteit en het mysterie van negentig zijn’. 

Morgan is open en eerlijk over de moeiten van de ouderdom. Vloek en zegen, het is allebei. Maar hij ervaart zijn leven nu vooral als een ontdekkingsreis en zichzelf als reiziger in niemandsland. Hij bidt: “Begrijpende God, help me te beseffen dat ik niks meer hoeft te presteren, maar dat ik in mijn nutteloosheid rust kan vinden en een blessing in disguise voor anderen kan zijn.” Een blessing in disguise – we hebben er eigenlijk geen Nederlands woord voor. Een ‘zegen in vermomming’.  Het mooie van de Engelse uitdrukking is dat zij dubbelzinnig blijft. 

Morgan verwijst naar een taoïstisch verhaaltje over een timmerman die tegen zijn leerling zegt: “weet je waarom deze krakkemikkige boom zo groot en oud is geworden?” De leerling antwoordt: “Neen, waarom?” “Omdat als hij ergens voor had gediend hij allang omgehakt zou zijn en er tafels en bedden van zouden zijn gemaakt. Maar omdat hij nutteloos is hebben ze hem laten groeien. Daarom is hij nu zo groot geworden dat je in zijn schaduw kunt rusten.”