Tags

, , , , ,

“Je kunt ouder worden ook als groei beschouwen”, zegt theoloog Frits de Lange. “De Bijbel spreekt van wedergeboorte. Dat is wat een mens te doen staat: steeds opnieuw geboren worden.” Daar moet je je wel voor open stellen. “Je kunt je ook opsluiten en verstokken in je eigen ik.” Voor het IKON-programma Het Vermoeden sprak Annemiek Schrijver met De Lange over ouderdom en afhankelijkheid, groei en de oneindigheid van God.

Je hebt een indrukwekkende hoeveelheid artikelen en boeken gepubliceerd. Is dat genade of verdienste?

“Mijn vroegere hoogleraar Gerard Rothuizen zei: `De een moet veel plassen, de ander moet veel schrijven.’ Hij moest veel schrijven – ik ook. Het is een manier om overeind te blijven, om ook aan jezelf to laten zien dat je bestaat, om vorm te geven aan je leven. Als dat lukt, is het genade.”

Je meest recente boek heet ‘In andermans handen: Een dramatische titel.

“Het is een neerslag van de dagelijkse realiteit. We hebben allemaal een stukje van elkaars leven in de hand. We zijn door en door van elkaar afhankelijk, en dus in andermans handen. We kunnen elkaar maken en breken. Her is ook een pleidooi voor het onderkennen van de compassie die er is. We hebben er niet te weinig van, maar we waarderen her wel te weinig. Het boek gaat over zorg en over zorgpraktijken. Met de compassie en liefde die mensen individueel voor elkaar hebben, probeer je zorg te organiseren”

Kun jij je afhankelijk opstellen?

“Dat denk ik wel. HeT begint aL bij je vader en moeder. Maar anders dan sommige mannen heb ik nooit de illusie gehad dat ik volledig zelfredzaam ben en niemand nodig heb. Ik heb juist sterk het idee, dat ik ben ingesponnen in een web van afhankelijkheden. Ik kan worden gemaakt en gebroken door anderen, maar omgekeerd geldt dat natuurlijk ook. Met dat besef leef ik dagelijks.”

Is dat besef van verbinding prettig of een zware verantwoordelijkheid?

“Beide, want je weet dat je niet alleen bent, dat er altijd mensen zijn die van je houden en voor je zorgen. Maar het schept ook verantwoordelijkheden: je kunt niet toegeven aan elke luim die er in je opkomt. Ik denk dat we behoorlijk blind zijn voor her netwerk van afhankelijkheden waarin we zijn opgenomen. We leven in een soort ideologie van autonomie en individualisme. Die termen staan voor een op zich goede waarde, namelijk, dat jij er toe doet en dat je iets van je leven moet maken. Maar het wordt nu zo verabsoluteerd, dat we vergeten dat we alleen jets van ons leven kunnen maken als anderen ons niet breken.”

Maak jij je je zorgen over hoe het later met jou zal gaan?

“We worden met z’n allen steeds ouder en we kunnen steeds minder terecht in vormen van gemeenschappelijke verzorging. In de toekomst zullen heel veel kwetsbare ouderen zelfstandig wonen. En daar ben ik wel een beetje huiverig voor. In zo’n toekomst durft misschien niemand een beroep op anderen te doen, omdat het not done is. Maar je kunt ouder worden ook als groei beschouwen. Wij zijn gewend om het te zien in termen van verval. De Bijbel spreekt van wedergeboorte. En dat is wat een mens te doen staat: voortdurend opnieuw geboren worden. Ik vind dit een aantrekkelijk beeld: sterven zien als weer opstaan. Kijk wie het zegt: ik moet het zelf nog aan den lijve ondervinden, maar ik maak mensen mee die ertoe in staat zijn. Zij beschouwen ouderdom niet uitsluitend als verliespost, maar zien die ook als winst. Daar moet je voor vechten en voor openstaan. Je kunt jezelf ook opsluiten en verstokken in je eigen vertrouwde ik.”

Je bent niet alleen afhankelijk van een ander, maar bijvoorbeeld ook van het feit dat er weer een boek af is of van de winter. Wat doet dat met je?

“Schrijven is een lang, geconcentreerd en scheppend proces. Als her klaar is, kan dat heel leeg voelen. Na het voltooien van een boek ken ik depressieve buien. En als ‘t dan ook nog winter is en donker, denk ik dat ik weet wat het is om een depressie te hebben. De kunst is om niet bij de pakken neer te zitten en aan iets nieuws te beginnen. Mensen met een echte depressie tuimelen in een gat en kunnen er niet meer uitkomen. Ik kijk of en toe over het randje en kan er net voor zorgen dat ik er niet in tuimel.”

Je komt uit een goed gereformeerd gezin. Hoe staat het nu met jou en religie? Ben je religieuzer geworden, of juist niet?

“Ik denk dat ik religieuzer ben geworden, maar wel minder dogmatisch, minder op de leer, en meer op de ervaring. Dat is een groeiproces. In de gereformeerde traditie zit een mystieke kern. Die heb ik waarschijnlijk van mijn moeder overgenomen. Ik herinner me haar als psalmenzingend voor het aanrecht. De teksten weet ik niet meer precies, maar die blijmoedige moeder die de aanwezigheid van God ervaart, met de zon schijnend door het keukenraam terwijl het aanrecht er netjes bij ligt, dat is een geloofservaring die voor mij steeds belangrijker wordt. Eigenlijk weet ik steeds minder zeker hoe het moet, maar ik ervaar steeds meer genade, liefde, het goddelijke.”

Wat is dat goddelijke?

“De werkelijkheid waaraan je je uiteindelijk kunt overgeven. Ik heb geen vaststaande beelden van God, en veel beelden van vroeger zijn gesneuveld. In die zin ben ik met mystici op weg naar een God voorbij God en begrijp ik waar zij het over hebben. Als God mag staan voor de Werkelijkheid met een hoofdletter, waaraan je je kunt toevertrouwen, dan is dat voor mij de kern van religie.’

Ik heb me verheugd op jouw dierbare tekst, een fragment uit `Attente de Dieu’ van Simone Weil. Zou je haar een mystica of een filosofe noemen?

“Zij was zoveel: politiek activiste, vrijheidsstrijder, filosofe, en later is ze gewaardeerd als mystica. Weil schreef prachtige teksten, waarin de hele geschiedenis van de mystiek resoneert. Het zijn teksten die uitblinken in helderheid en kracht. Ik was een aantal jaren predikant in Parijs en had moeilijk toegang tot bibliotheken. Op een dag kon ik het complete werk van Weil per meter kopen. Nadat ik het boekje Attente de Dieu, Wachten op God, had gelezen, wist ik: daar moet ik mee verder. Dus ik heb me op haar werk gestort, ben eraan verslingerd geraakt en heb erover geschreven.”

“De oneindigheid van tijd en ruimte scheiden ons van God. (…) Wij kunnen geen stap in de richting van de hemel doen. God komt door de kosmos heen tot ons. Over de eindeloze tijd en ruimte komt Gods nog oneindig eindelozer liefde, om ons aan te raken. Wij hebben de macht hem toe te laten of de toegang te weigeren. Als wij doof blijven voor zijn komst, dan komt hij, net als een bedelaar, keer op keer terug, maar, op een dag komt hij niet meer. God legt een heel klein zaadje in ons en gaat dan heen. Vanaf dat tijdstip hebben wij noch God, iets anders te doen dan te wachten. Wij moeten alleen maar onze toestemming, ons jawoord, blijven beamen. Dat is moeilijker dan het lijkt, want het groeien van het zaad in ons doet pijn. (…) Uiteindelijk groeit het zaad uit eigen kracht. Eens komt het ogenblik, dat de ziel God toebehoort, waarop zij niet alleen maar met de liefde instemt, doch werkelijk zelf liefheeft. (…) Want het is Gods liefde voor zichzelf, die door de ziel heengaat. Alleen God is in staat God lief to hebben.”

“Wat me hierin raakt, is de oneindige scheiding tussen God en ons. In de beleving van Weil zijn we totaal van God los. En tegelijkertijd is daar God die de eindeloosheid overbrugt in zijn liefde. In haar tekst zie je het onvervulbare verlangen, de afwezigheid van God, de volkomen leegheid waarin wij in deze kosmos verkeren. En aan de andere kant staan daar hoop en verwachting, de ervaring dat God de lege kosmos met zichzelf weet te vullen.”

Vroeger leerden wij over de onvergeeflijke zonde tegen de heilige Geest. Toen dacht ik geschrokken: het kan dus gebeuren dat God niet meer komt!

“Maar lees dan de regel die erop volgt: hij legt een klein zaadje in ons. Als dat gaat groeien, doet het pijn. Groeien gebeurt tegen wil en dank. Soms zelfs tegen je eigen wil. Want je moet dingen loslaten, waaraan je gehecht bent. Ook beelden van jezelf. Je bent iemand anders aan het worden. Groei betekent ook, dat je heel onzeker bent over de toekomst. En naarmate je ouder wordt, wordt her steeds pijnlijker, want de veiligheidszone waarin je jezelf koestert, moet je achterlaten.”

In dat wachten zit toch ook deemoed?

“Het Franse woord is attente. Simone Weil heeft mooie stukken geschreven over de overeenkomst tussen wachten en aandacht hebben: attention. Dat wachten is gespannen. In onze christelijke taal kennen we `reikhalzend uitzien naar: Wachten is nooit `zie maar, laat maar gebeuren, nee, het is iets hoopvols. Je bent uit op de realisering van iets. Het is een actieve vorm van passiviteit. Een prachtige zin wind ik ook `Wij moeten alleen maar onze toestemming, ons jawoord, blijven beamen.’ In het Frans wordt hier het oui nuptial gebruikt, het huwelijkse ja, dat je moet blijven bevestigen:’

Het is heel wederzijds. Klopt dat met jouw godsbeeld?

“Het is niet een God van wie je een plaatje kunt maken. God is liefde, en die liefde kun je niet in een persoon of een gestalte voor je zien. Het is een kracht die door je heengaat en waaraan je je hebt over te geven. In deze God At iets oneindigs en tegelijkertijd is hij heel dichtbij.’

Is dit te leren voor een samenleving?

“Je kunt hier geen politiek van maken. Daar heb je gewoon je boerenverstand voor nodig en compassie. Plus het besef dat je van elkaar afhankelijk bent. Maar liefde kun je niet per politiek decreet verordenen:’

Waartoe ben jij op aarde? Voor het schrijven en communiceren?

“Ik schrijf in de hoop dat anderen daar iets aan hebben, en ik denk dat ik op aarde ben om mezelf uiteindelijk te kunnen loslaten. Dat is een groeiproces waarin niet steeds meer ‘ik’ komt, maar juist minder. Sterven is het ultieme loslaten. Dat is nooit te leren, maar je kunt er wel voor oefenen, zodat je een losse verhouding met jezelf ontwikkelt. Maar her loslaten van dierbaren lijkt mij het moeilijkste dat er is. Daar wil ik voorlopig niet aan denken.”

Tekstbewerking: Ella Weisbrod; www.hetvermoeden.tv.