Tags

,

Column De Verwondering #2 2020

Op de drempel naar de moderne samenleving werd de eigenschap die eeuwenlang als de kroon op de christelijke deugden werd beschouwd, door David Hume (1711 – 1776) misprijzend als ‘monniksdeugd’ afgedaan. 

De heilige Benedictus van Nursa had in de zesde eeuw in zijn kloosterregel de nederigheid aan alle Middeleeuwers aangeprezen als een ladder met twaalf treden, een weg tot zaligheid, maar vandaag wil niemand dat trapje nog op. Voor Friedrich Nietzsche was nederigheid het product van christelijke zelfhaat. Je bent een zondige niksnut in de ogen van God, een onderkruipsel – gedraag je zelf er dan ook naar, was de ziekmakende christelijke boodschap. Ook al zeggen we het niet meer zo kras, een nederig mens is vandaag al gauw een sneu iemand met een laag zelfbeeld. Je zelf klein maken is jezelf kleineren. Je kunt beter luidruchtig ‘kijk, hier ben ik’ zeggen dan jezelf wegcijferen. 

Toch wil ik een pleidooi voeren voor rehabilitatie van de nederigheid, omdat ze ons een ruimere blik geeft op de realiteit. De Britse filosoof en romanschrijver Iris Murdoch (1919 – 1999) omschreef nederigheid als ‘zelfloos respect voor de werkelijkheid’. Het ik-perspectief vertroebelt immers onze kijk op hoe de dingen werkelijk zijn. Met een kleiner ego krijgen we een beter zicht op de wereld buiten ons. We zitten onze waarneming minder met onszelf in de weg. Murdoch vond dat in de moderne cultuur ‘het plaatje dat we van onszelf hebben veel te groot geworden is’. ‘De nederige mens ziet andere dingen zoals ze zijn omdat hij zichzelf als niets ziet.’ 

Je zelf als niets zien – we willen daar maar moeilijk aan. Onze ingebouwde ‘default setting’ is dat we zelf het centrum zijn van het universum.

Nederigheid wortelt in het besef dat we op kosmische schaal relatief weinig betekenen en dat het leven eindig is en kort. Het besef, dat we hulpeloos staan tegenover machten waarover we geen controle hebben, feilbaar zijn in onze kennis en kwetsbaar in het doen van het goede. In het Latijnse humilitas, waarop nederigheid als begrip teruggaat, zit het woord voor aarde, humus.  Een nederig mens weet dat hij uit de aarde komt er en weer naar terugkeert. 

Nederigheid is een stille deugd. Ze prijst zichzelf niet van de daken. Het Taoïsme omschrijft nederigheid in het Chinees met een hele zin: ‘Bugan wei tianxia xian’. Dat betekent zoveel als: ‘niet vooraan in de wereld gaan staan’.  Je oefenen in nederigheid betekent dat jij bereid bent je stem te dempen zodat de dingen om je heen meer tot spreken kunnen komen.