Tags
Rond Kerst 1942 zit Dietrich Bonhoeffer achter zijn typemachine op zijn zolderkamer van zijn ouderlijk huis aan de Mariënburger Allee 43 in Berlijn. Hij schrijft een essay over wat tien jaar verzet tegen Hitler voor hemzelf heeft betekend. Met wat carbonnetjes ertussen, want hij wil zijn gedachten met drie vertrouwelingen delen: Hans von Dohnanyi, Hans Oster en Eberhard Bethge. De eerste twee zijn spil in het complot tegen het nazi-regime de laatste is zijn beste vriend. Hij heeft hen, naast zijn eigen werk in de samenzwering als informant en koerier, bijgestaan met raad en daad. Ze krijgen het bij wijze van kerstcadeau overhandigd.
Dat moet sneaky zijn gebeurd, want de tekst had tot onmiddellijke arrestatie kunnen leiden als hij in de handen van de Gestapo was gevallen. De samenzwering resulteert uiteindelijk in de mislukte aanslag op Hitlers bunker van 20 juli 1944. Het complot wordt opgerold en de hoofdrolspelers worden geëxecuteerd. Slechts één exemplaar van het essay overleeft de oorlog, verborgen tussen de dakpannen van het ouderlijk huis.
‘Een kerstcadeau
“Na tien jaar. Verantwoording rond de jaarwisseling 1942/1943” werd pas in 1970 voor het eerst gepubliceerd en opgenomen in de verzameling brieven uit de gevangenis, postuum door Bethge gepubliceerd. Ook al noemt de tekst geen namen en rugnummers, het is duidelijk dat het gaat om een kritisch zelfonderzoek en een balansopname van het verzet: wat heeft die tien jaar, sinds de machtsovername door Hitler in januari 1933, met onszelf gedaan? Waar staan we voor, waarom riskeren we ons leven? En hoe houden we het vol? In korte paragrafen gaat Bonhoeffer in op vragen als: waar halen we de moed vandaan om stand te houden, ook al lijkt de vijand de wind mee te hebben? Hoe kan het dat de massa’s zich zo gewillig hebben laten verleiden door de machthebbers? Hoe voorkomen we dat we cynisch en wantrouwend worden? En kunnen we nog in Gods leiding en in een betere toekomst geloven?
Goed getimed
‘Waarom ik mij verzet’ is de goedgekozen titel die Kick Bras meegeeft aan zijn heruitgave van ‘Na tien jaar’. Die vraag stelde Bonhoeffer zichzelf en de lezer krijgt naast een vertaling er een uitvoerige biografische en historische toelichting bij. Het boek verschijnt ter gelegenheid van de herdenking van Bonhoeffers terechtstelling op 9 april 1945, tachtig jaar geleden. Maar ook om een andere reden is het goed getimed: het essay stelt ook een actuele vraag aan onszelf. Kick Bras: ‘ik heb mij telkens afgevraagd wat Bonhoeffers verantwoording ons in deze tijd te zeggen heeft. […] Er staan in kort bestek zulke wezenlijke dingen in over moed, geloof, lijden en dood dat wij er ook in onze tijd nog veel van kunnen leren. […] Ik hoop dat mijn tijdgenoten erdoor uitgedaagd worden zich bewust te worden van hun eigen overtuigingen en keuzes.’ Ook al begrijp je het essay beter als je het in zijn historische context plaatst, het gaat in zekere zin ook over jou en mij. Het daagt ons uit tot gewetensvol zelfonderzoek: tot hoe lang ga ik mee in de politieke aardverschuiving die zich vandaag onder ons voltrekt, en wanneer en waarom kom ik in verzet?
Bonhoeffers gelovige moed doet nog steeds een appel op ons. Dat om te beginnen. ‘Zou jij joodse onderduikers in huis nemen?’ We stelden elkaar vroeger soms die vraag om te testen of we moreel wel deugden. Maar we deden het in het besef dat hij eigenlijk overbodig was. De oorlog, die hadden we voorgoed achter ons. Vanuit dat perspectief begon ik zelf ook Bonhoeffer te lezen, toen ik in de jaren tachtig een proefschrift over hem schreef. Terwijl hij voor mijn promotor Gerard Rothuizen vooral de verzetsheld was, zag ik hem meer als visionair theoloog voor een seculiere wereld.
Maar wie het essay met de ogen van nu leest, herkent ook de wereld van vandaag. De opkomst van extreemrechts, nationalisme en vreemdelingenhaat, het sentiment van eigen volk eerst en het salonfähig maken van termen als deportatie en omvolking – de jaren dertig schijnen te herleven. Bonhoeffer schrijft over populisme, morele verwarring, fake nieuws, integer leiderschap, onderling wantrouwen en je verantwoordelijkheid nemen. Al herhaalt de geschiedenis zich niet, zij rijmt wel, hoorde ik iemand zeggen. De politieke realiteit maakt Bonhoeffer weer tot onverwachte tijdgenoot.
Kick Bras is zelf in dit opzicht nog een beetje voorzichtig. ‘Onze situatie is gelukkig niet zo schrijnend als die van Bonhoeffer’, schrijft hij. Hij heeft gelijk denk ik op mijn momenten waarop het glas halfvol is, want misschien kunnen we het tij nog keren. Al staat de democratische rechtstaat bij ons onder druk, hij is nog niet afgeschaft. Maar kijk hoe in de VS de fascist Trump – ik volg de historicus Timothy Snyder in die kwalificatie – aan de macht geholpen is en hoe hij in de rest van de wereld wordt bewonderd en navolging krijgt, en je houdt je hart vast.
Domheid
Wat bezielt weldenkende mensen om zich zonder voorbehoud uit te leveren aan een criminele narcist, die in zijn machtshonger niets dan leugens verkoopt? Bonhoeffer kon de verblinding van de massa’s bij de opkomst van het fenomeen Hitler niet anders verklaren dan als een vorm van domheid. Domheid, niet als een intellectueel gebrek, maar als een moreel vergrijp.
‘Domheid is een gevaarlijker vijand van het goede dan boosaardigheid. Het kwaad kan worden bestreden, het kan worden ontmaskerd, het kan desnoods met geweld worden voorkomen. Het kwaad draagt altijd de kiem van zelfontbinding in zich, omdat het op zijn minst in de mens een ongemakkelijk gevoel achterlaat. Maar tegen domheid zijn we weerloos. Noch protesten, noch geweld kunnen hier iets bereiken. Argumenten baten niet. Feiten die in tegenspraak zijn met de eigen vooroordelen hoeven eenvoudigweg niet te worden geloofd.’
Het lijkt wel een vlijmscherpe analyse van wat we vandaag meemaken. Kick Bras aarzelt bij die term ‘domheid’, nu er zo massaal op PVV en BBB gestemd wordt. Dat zou stigmatiserend kunnen werken. Publicist Sander Schimmelpennick is, zonder dat hij naar Bonhoeffer verwijst, minder terughoudend. “Domrechts’, schrijft hij, ‘betreft een politieke stroming die zich kenmerkt door het gebruiken van opzettelijke of nalatige onwetendheid als wapen. […] Domheid wordt gebruikt om een misplaatst slachtofferschap voor de eigen groep op te tuigen en kennis en expertise verdacht te maken als “elitair.” Domrechts houdt zich van de domme, dáárom heet het domrechts. Dat heeft allemaal weinig van doen met intelligentie of cognitieve vermogens. Sterker nog, de protagonisten van domrechts zijn allemaal behoorlijk intelligent, en dat maakt hun domheid nu net zo verwerpelijk.’
Ook voor Bonhoeffer is domheid een bewuste uitschakeling van je eigen denkvermogen. En slimme dommen verleiden ook anderen om datzelfde te doen. Wat win je erbij? Vraag het een drugsverslaafde en je krijgt hetzelfde antwoord. Door je lot in handen te leggen van de sterke leider en de schuld voor alles wat misgaat te leggen bij Den Haag of de buitenlanders, ben je niet langer verantwoordelijk voor je eigen leven. Wat een opluchting, wat een heerlijke roes! Het moet de verklaring zijn voor de politieke cultivering van het onvermogen om feiten onder ogen te zien.
Noblesse oblige
Is zo’n analyse niet elitair? Ja, zou Bonhoeffer zeggen, en dat hoort ook zo. Hij kwam zelf uit een gegoed milieu waar men gewend was om de leiding te nemen. De kring van zijn verzetsgenoten was gerekruteerd uit Pruisische adel, generaals en hoge ambtenaren uit de hogere kringen. Daar was men wel gewend om met enig afstandelijk dedain over ‘het gepeupel’ te spreken. Kick Bras gaat uitvoerig in op het aristocratische zelfbeeld dat ook de Bonhoeffers van huis uit meekregen. Hij laat echter ook zien hoe Dietrich daarmee worstelde en in de gevangenis, waar hij naast de ‘gewone man’ in de cel kwam te zitten, veranderde.
Maar ik denk dat hij niets terug zou nemen van zijn analyse van de ‘domheid’ en van de roeping van een elite om – noblesse oblige – een halt toe te roepen aan de ‘verpeupeling’ van het volk. Elitair willen zijn, dat heeft niets te maken met je maatschappelijke positie, maar met het morele lef om je verantwoordelijkheid te nemen, ook als de rest het af laat weten. Het luistert nauw om Bonhoeffer hier goed te verstaan, ik zou het als arbeiderskind nooit zo zeggen:
‘We zitten midden in het proces van verpeupeling in alle sociale klassen en tegelijkertijd in de geboorte van een nieuwe aristocratische houding die een groep mensen uit alle tot nu bestaande sociale klassen verbindt. Adel ontstaat en bestaat door opoffering, door moed en door een duidelijke kennis van wat men aan zichzelf verschuldigd is en wat men aan anderen verschuldigd is […]. Over de hele linie gaat het om het vinden van verborgen kwaliteitservaringen, om ordening op basis van kwaliteit. Kwaliteit is de sterkste vijand van elke vorm van massificatie. Op maatschappelijk terrein betekent dit het afzien van de jacht op posities. Het breken met alle sterrencultus.’
Bonhoeffer spaart zijn sociale klasse niet. De intellectuelen, ook die uit de kring van het verzet, beriepen zich op hun redelijkheid, op hun principes waar ze trouw aan bleven, op hun geweten en op hun plichtsgevoel. Ze krijgen er ongenadig van langs, omdat ze met al hun gewichtige bla bla over voors en tegens, hun enerzijds en anderzijds de grens tussen wat goed en kwaad is hebben laten vervagen. ‘De grote maskerade van het kwaad’, Bonhoeffer kan het niet anders noemen. Gaandeweg verlegde iedereen zijn grenzen en ging zelfs nog okay noemen wat helemaal fout was. ‘Het zal vast niet zo’n vaart lopen met Hitlers plannen.’ ‘Hij zegt het wel, maar doen is iets anders.’ ‘En ja, je doet wat je kunt in jouw positie maar je kunt geen ijzer met handen breken.’ Dat soort taal.
Een spaak in het wiel
Uiteindelijk is er volgens Bonhoeffer maar één antwoord op de vraag wie standvastig overeind blijft. Dat is alleen ‘de verantwoordelijke mens, wiens leven niets anders wil zijn dan een antwoord op Gods vraag en roeping.’ Bonhoeffers ethiek is er niet een van wetten of principes. Je voelt aan je water als ergens de menselijkheid in het geding is en het maakt niet uit hoe, je doet wat je kunt om haar te redden. Zelfs als je van tevoren niet zeker weet of daar zegen op rust, je waagt het erop. Je mag op Gods genade vertrouwen.
Bij verzet moeten we dan wel aan meer denken dan aan het verwijderen van je Facebook- of X-account of een ‘Niet in Mijn Naam’ met een selfie op de socials plaatsen. Voor Bonhoeffer en zijn vrienden betekende verzet – hij schreef het al in 1933 toen de Jodenvervolging begon – drie dingen. Je roept de overheid ter verantwoording of zijn handelen wel rechtstatelijk is. Je staat de slachtoffers van het handelen van de staat bij, en, als dat niet helpt, besluit je ‘niet alleen de slachtoffers onder het wiel te verbinden, maar een spaak in het wiel zelf te steken.’
Zijn er wel zulke mensen? ‘Waar zijn deze verantwoordelijken?’ roept Bonhoeffer dan tien jaar later, in zijn essay, uit. Er klinkt verwijt en machteloosheid in door, zo lijkt het. Maar gelukkig zijn er toch een paar die wel thuis geven. Een kleine elite…
Optimisme
Bonhoeffer schreef zijn tekst op een kantelmoment in de oorlog, in de maanden waarin het Duitse leger de slag om Stalingrad verliest. Tot dan toe had Hitler de wind in de rug gehad, vanaf dan zou de geschiedenis zich tegen hem keren. Dat is misschien ook de reden dat het essay niet alleen in mineur is gecomponeerd, ook al hield Bonhoeffer er rekening mee dat hij de oorlog niet zou overleven.
Dat is goed om te horen. Overal klinkt immers de vraag wat ons nog hoop biedt en wat ons bewaren kan voor cynisme. ‘Het is veel slimmer om pessimist te zijn’, stelt Bonhoeffer. ‘Je voorkomt teleurstellingen en je verliest je gezicht niet tegenover de mensen.’ Maar toch neemt hij het daarna op voor optimisme. Hij verstaat daar iets anders onder dan een rooskleurige kijk op de toekomst tegen beter weten in. ‘Het is een levenskracht, een kracht van hoop terwijl anderen zich hebben neergelegd bij de feiten. Een kracht om het hoofd omhoog te houden als alles lijkt te falen. Een kracht om tegenslagen te verdragen, een kracht die de toekomst nooit aan de tegenstander overlaat, maar voor zichzelf opeist.’
Optimisme is zo gezien een morele plicht. Als het niet voor jezelf is, dan uit verantwoordelijkheid voor de mensen die na je komen. ‘Het kan zijn dat morgen de Dag des Oordeels aanbreekt. Dan willen we het werk voor een betere toekomst graag uit handen geven. Maar eerder niet.’
Woorden die het waard zijn om als een mantra te mediteren, als je even moedeloos wordt van de wereld om je heen.
-0-
N.a.v. Dietrich Bonhoeffer. Waarom ik mij verzet. Met een essay van Kick Bras, Kok 2025.