Tags

Wie een boek de titel ‘De armoede van het zwitserlevengevoel’ meegeeft, vraagt erom: de kritische tegenwerping van relaxte senioren of ik het hen soms niet gun. Ze genieten elke dag volop van hun pensioen en hebben de mooiste tijd van hun leven. Hoezo armoedig? Of ik zelf wel weet wat lekker genieten is? Zeker weer zo’n moraliserende calvinist die altijd wat te mekkeren heeft.

Een misverstand. Ik kan u verzekeren, geef mij een goed glas wijn op een zomers terras en ik blijf er tot sluitingstijd hangen. En ik hoop dat ook op mijn oude dag nog te kunnen blijven doen, met hulp van een goede pensioenverzekeraar.

Waar is het mij dan wel om te doen? Om ons gebrek aan visie op ouder worden op de langere termijn.

De Van Dale omschrijft zwitserlevengevoel – inmiddels een begrip, losgezongen van het merk – als een ‘onbekommerd gevoel, m.n. ten aanzien van de postactieve levensfase’.Welnu, wie verder kijkt dan zijn eigen pensioen en probeert verder de eenentwintigste eeuw in te kijken, zal vraagtekens willen plaatsen bij dat ‘onbekommerd’, en ook bij ‘postactief’. Dat gebeurt al ruimschoots, tot nog toe alleen om financieel-economische redenen: de zorg om de betaalbaarheid van de AOW en de noodzaak langer door te werken. Maar ik wil het graag hebben over de sociale kant van onze oude dag van morgen. We blijven hopeloos negentiende eeuws denken over de levensloop, nog steeds in termen van de drie ‘boxes’ van scholing, werk en pensioen. Maar de toegenomen gezonde levensverwachting in een dynamische kenniscultuur nodigt ons uit anders tegen die driedeling aan te kijken.

Vitale ouderdom

Veertig jaar hard werken om dertig jaar ‘onbekommerd’ ‘postactief’ niets gaan te doen? Van die scheve verdeling word ik niet gelukkig, en mijn kleinkinderen waarschijnlijk nog minder. Zij zullen hun vitale ouderdom niet meer als een korte epiloog, maar als een lange prolongatie beleven: een voortzetting van het volwassen leven met andere middelen. Zorg, scholing, arbeid, vrije tijd – het zullen dimensies worden van heel hun levensloop, en niet meer opeenvolgende fases na elkaar. Zij zullen op hun tachtigste nog een opleiding gaan volgen of op een nieuwe baan solliciteren. (Parttime waarschijnlijk, dat wel. Want ze worden wel een dagje ouder …).

Levenslange missie

In de negentiende eeuw de arbeider, in de twintigste eeuw de vrouw – in de eenentwintigste eeuw zal de oudere zich emanciperen.Nu laat hij zich nog steeds met een flinke fooi voor eeuwig op vakantie sturen. Maar hij zal zich gaan vervelen en verstandiger worden. Hij zal nog willen groeien in een vak, beter willen worden in een hobby, wijzer en socialer willen worden in een relatie. En maatschappelijk er toe willen blijven doen.

Want hij heeft de tijd. Die heeft hij ook wel nodig. Want niet alleen ons denken over ouderdom zal veranderen, ook onze visie op volwassenheid. ‘Volwassen’ stond ooit voor: een beroepskeuze maken en een gezin stichten rond je twintigste, dertigste. Je identiteit lag vast. In de dynamiek van een flexibele samenlevingdaarentegen is het geen uitgemaakte zaak wie je bent, noch voor jezelf noch voor anderen. Het ontwikkelen van een persoonlijke en sociale identiteit wordt een proces en een levenslange missie; een ideaal, en niet meer een gegeven. Je blijft er mee aan de gang, tot op je oude dag. Dat is hard werken geblazen, en genieten– beide tegelijkertijd.

Column in OMNI. Relatiemagazine van Mn Services N.V. (Pensioenuitvoering – Bestuursondersteuning – Vermogensbeheer), 2008/ 3