Tags

Column Volzin, maart 2022

Lato, een Griekse ruïnestad in de bergen op Kreta, vlakbij Agios Nikolaos, oktober 2021. Ik geef straks college over Plato aan cursisten van de Academie op Kreta (academieopkreta.com) op een plek waar hij geweest zou kúnnen zijn: de oude agora, uit de vijfde eeuw voor onze jaartelling. Ik zit op de resten van een zuil mijn tekst alvast door te nemen: de allegorie van de grot, over de vergankelijke zintuigen die ons bedriegen, en de eeuwige, stabiele orde van het Zijn, achter al deze schijn. Plotseling voel ik mijn billen trillen en de aarde onder me bewegen. Voor mij schudden en wankelen een stel zuilen die daar vijfentwintighonderd jaar hebben gestaan. Het duurt maar een paar seconden, maar ik heb het gevoel alsof alle grond onder mij wordt weggeslagen en ik zo door de aarde zal worden verzwolgen. 

Het blijkt later een aardbeving van 5.8 op de schaal van Richter. Een ingestorte kerk, een dodelijk slachtoffer een paar kilometer verderop – het had erger gekund. Op Kreta zijn ze het gewend, boven op een stel verschuivende aardplaten op de bodem van de Middellandse Zee. Maar ik ben me wezenloos geschrokken. Ik was voor even letterlijk de grond onder mijn voeten kwijt.

We gaan er doorgaans van uit dat de wereld goed in elkaar zit en dat hij er is speciaal voor ons. Ik had beter moeten weten, maar ook ik geloof graag in een wereld waarop ik kan bouwen. Net als Plato en al die filosofen na hem wens ik me in de chaos van elke dag een stevig fundament onder mijn bestaan. Noem het de metafysische droom. Het geloof in een voorzienige God die de wereld geschapen heeft met het oog op ons geluk, hield die droom graag en lang levend. “Een vaste grond, waarin mijn anker eeuwig hecht…”

Wat ik meemaakte was natuurlijk peanuts vergeleken met de beving die Lissabon op 1 november 1755 ooit trof, een van meest vernietigende en dodelijke in de geschiedenis. Het werd lastig voortaan nog te geloven dat “deze wereld de beste van alle mogelijke werelden” is, zoals de filosoof Leibniz toen net had gezegd. Het vooruitgangsgeloof van de Verlichting was voorgoed geschokt. Maar toch. Dit mini-bevinkje moest ook mijn hardnekkige geloof in een betrouwbare wereldorde onderuithalen. Een filosofische wake-up call.

We leven in een bumpy universe – zo zegt de filosoof William Connolly het graag. We zijn als mensheid onderdeel van een geheel van onderling op elkaar inwerkende krachtenvelden met verschillende snelheden, die flink op elkaar kunnen botsen. Zoals letterlijk die over elkaar heen schuivende tektonische platen. Ze hebben hun eigen dynamiek, en houden geen rekening met elkaars tijdschaal. Soms dringen ze zomaar en plots bij elkaar binnen. Een asteroïde in Mexico die een eind maakt aan de dino’s. Een ijstijd, eens in de zoveel duizend jaar. Een dodelijk virus dat overspringt van dier naar mens. Of zoals nu door ons eigen toedoen, een opwarmende atmosfeer die ons einde kan betekenen. 

A bumpy universe… ik denk aan de botsautootjes op de kermis, vroeger. Terwijl je opgetogen jouw wagentje stuurt in de richting van eentje voor je, word je onverhoeds van achteren geramd door iemand achter je. Het universum als een turbulente botsbaan.  

Plato had het mis. We moeten leven zonder fundament. ‘Je moet omgaan met een leven dat valgevaarlijk is,” hoorde ik Marieke Lucas Rijneveld zeggen in een tv-interview. Hij oefent het zelf dagelijks. 

Kan ik dat ook?

“Och, bevingen zijn hier schering en inslag,” werd me later op die dag op Kreta verzekerd, “je kunt er zelfs een appje voor downloaden.” Na een paar dagen en tientallen meldingen verder heb ik de app maar weer van mijn smartphone gewist. Ik vond 1 of 2 op de schaal van Richter niet spectaculair genoeg. En mijn gewone, dagelijkse leven werd er te veel door ontregeld. Ik koester mijn eigen metafysische droom. Maar ik besef het, de bodem onder mijn bestaan is flinterdun.