Rond Kerst 1942 zit Dietrich Bonhoeffer achter zijn typemachine op zijn zolderkamer van zijn ouderlijk huis aan de Mariënburger Allee 43 in Berlijn. Hij schrijft een essay over wat tien jaar verzet tegen Hitler voor hemzelf heeft betekend. Met wat carbonnetjes ertussen, want hij wil zijn gedachten met drie vertrouwelingen delen: Hans von Dohnanyi, Hans Oster en Eberhard Bethge. De eerste twee zijn spil in het complot tegen het nazi-regime de laatste is zijn beste vriend. Hij heeft hen, naast zijn eigen werk in de samenzwering als informant en koerier, bijgestaan met raad en daad. Ze krijgen het bij wijze van kerstcadeau overhandigd.
Dat moet sneaky zijn gebeurd, want de tekst had tot onmiddellijke arrestatie kunnen leiden als hij in de handen van de Gestapo was gevallen. De samenzwering resulteert uiteindelijk in de mislukte aanslag op Hitlers bunker van 20 juli 1944. Het complot wordt opgerold en de hoofdrolspelers worden geëxecuteerd. Slechts één exemplaar van het essay overleeft de oorlog, verborgen tussen de dakpannen van het ouderlijk huis.
Mijn relatie met Simone Weil (1909 – 1943) begon midden jaren tachtig van de vorige eeuw, toen ik predikant werd van de Nederlandse gemeente in Parijs. Ik weet nog het moment waarop de vonk oversloeg: ik had bij boekhandel Joseph Gibert een tweedehands pocketje van haar op de kop getikt, Attente de Dieu, en begon in de metro op weg naar huis te lezen. Ik was meteen verkocht. Wat een mooi Frans schreef ze ook, zo cartesiaans helder en transparant. Op dezelfde manier was ik tien jaar daarvoor in het boemeltje van Zwolle naar Kampen in het pocketje met de gevangenisbrieven van Dietrich Bonhoeffer begonnen, het begin van een academisch avontuur.
Intens van de wereld houden
Ik kende haar naam, dat wel. Simone Weil speelde immers een bescheiden rol in de theologie van de secularisatie en de God-is-dood-theologie, die toen hoogtij vierde en waartoe ik me aangetrokken voelde. Wachten op God werd losjes geassocieerd met Samuel Beckett’s theaterstuk Wachten op Godot, en samen gelezen met titels als Godsverduistering van Martin Buber. God werd in de zich ontkerkelijkende cultuur vanaf de jaren zestig niet langer ervaren als vanzelfsprekend aanwezig. Bij Simone Weil is aandachtig wachten (attente/attention) de enige relatie die je met God kunt hebben. Zij werd, in de periode voorafgaand aan haar ontijdige dood in Londen van 1943, een mystiek schrijver, maar dan één die niet leefde vanuit de ervaring van vereniging met het goddelijke (unio mystica), maar vanuit een permanent verlangen ernaar en het eindeloze uitstel daarvan. Dat sprak moderne theologen waarmee ik mij verwant voelde aan, in het seculiere klimaat van de kerkverlating.
Het is meer dan ik aankan. Ik zap tegenwoordig soms weg bij het achtuurjournaal. Oekraïne, Soedan, Hamas, Gaza. Close-ups van dode kinderen, wanhopige mensen op de vlucht en het uitzinnige verdriet van slachtoffers. Ik kan de rauwe werkelijkheid even niet meer aanzien, en kijk weg bij de gruwelbeelden.
We kunnen als mens maar weinig werkelijkheid verdragen, schreef de dichter T.S. Eliot in zijn Four Quartets. Hoeveel waarheid kan een mens aan?
Ik kon vroeger behoorlijk zwemmen. Met mijn zwemclub nam ik rond mijn zestiende deel aan een wedstrijd in open water in de Overijsselse Vecht, over twee kilometer. Met de finish in zicht zwom ik in tweede positie, met nog één zwemmer voor mij op een paar meter afstand. Mijn clubgenoten liepen mee op de oever en moedigden mij aan: “Zet ‘m op, je hebt ‘m bijna! Zet ‘m op!’ Ik zette alles op alles, maar ik kwam niet dichterbij. Ik gaf het, uitgeput, vlak voor finish op. Ik ging niet winnen. Maar, flitste er door mijn hoofd, was tweede worden ook niet een mooi resultaat? Eenmaal uit het water verwachtte ik dat ook van mijn clubgenoten te horen: jammer, maar goed gedaan, Frits! In plaats daarvan kreeg ik de wind van voren: “je had eerste kunnen worden, sukkel, waarom nou net niet dat laatste beetje meer gegeven!” Ik was, als bijna-winnaar nota bene, toch een loser. Ik droop af, het werd me duidelijk: ik had niet de echte winnaarsmentaliteit, was niet geboren voor de topsport. Het klopte, het is daarna met het zwemmen nooit meer wat met me geworden.
Een zwaar leven
Ik moest weer aan het voorval denken, toen ik in het boek van Kieran Setyia, Het leven is zwaar. Filosofie van de tegenslag, het hoofdstuk over ‘mislukking’ las, over pech hebben, vergissingen begaan, falen – en de manier waarop we daar mee omgaan. De titel suggereert dat het een boek voor zwartkijkers is. Hij doet je meteen denken aan het hilarische liedje van Brigitte Kaandorp Ik heb echt een heel zwaar leven/ Nah nah nee echt serieus waar/ Ik neem het leven heus zoals het komt/ Maar ja vaak komt het niet’. Echt een boek voor mensen voor wie het glas altijd halfleeg is.
Drie levenslessen geïnspireerd door Simone Weil.Een muzikale lezing
De Franse filosofe Simone Weil (1909 – 1943) is een lastige én inspirerende reisgenoot voor zinzoekers. Zij helpt je om de harde realiteit onder ogen te zien en niet te vluchten in illusies. Maar ze laat je ook zien waar je de energie en de moed vandaan kunt halen om te blijven geloven in het goede.
Het universum wordt door twee wetten geregeerd: licht en zwaartekracht, schrijft ze.
Die beide beelden staan voor de twee krachten die ons leven beheersen: het leven is zwaar en drukkend, ja. En toch: er is – als je het wilt zien – ook het licht, dat je telkens weer opricht.
In zijn lezing vertelt Frits de Lange over drie levenslessen die we van Simone Weil kunnen leren: dat het leven harde wetten kent. Maar ook: dat je die te slim af kunt zijn. En dat er, als dat toch niet lukt, er gelukkig nog dat licht is, “en dat het met me doet en praat / en dat ik weet / dat ik er vandaan/ kom, van het licht of hoe dat heet” (Hans Andreus). Het maakt dat je van de wereld blijft houden.
De lezing wordt afgewisseld met zorgvuldig gekozen liedjes, gezongen door Eessa Frieman, begeleid door Frits de Lange op gitaar.
Een programmaboekje met alle liedteksten is beschikbaar.
Geschikt voor open geloofsgemeenschappen en centra rond levensbeschouwing, zingeving en cultuur.
Voor info over beschikbaarheid en kosten: stuur een mail via het contactformulier op deze site.
Frits de Lange schreef al veel over Simone Weil. Zijn laatste boek In alles tot het uiterste. Leven en denken van Simone Weil verschijnt 12 december 2024 bij Ten Have.
In mijn lezing leg ik uit waarom je op je oude dag niet het gevoel hoeft te krijgen dat het met je gedaan is. Maar ook: dat de tweede levenshelft niet gegarandeerd een succesverhaal is.
Wijs oud worden, dat is mijn ideaal waar ik – als wetenschapper en als ‘oudere-in-opleiding’ – een goed woord voor wil doen.
De lezing wordt afgewisseld met eigenwijze en ontroerende songs over wijsheid en ouderdom, gezongen door Eessa Frieman.
Het boek Eindelijk volwassen is op de avond zelf ook verkrijgbaar.
Een programmaboekje met alle liedteksten is beschikbaar om te worden vermenigvuldigd.
Voor info over beschikbaarheid en kosten: stuur een mail via het contactformulier op deze site.
Een muzikale indruk:
-0-
Eessa Frieman werkte 36 jaar bij Shell, waarvan de laatste 10 jaar als (HSE) Veiligheidsadviseur. Daarna pakte ze deze rol op bij Eneco Wind. In die periode zong ze oa als lead vocal in de band LunarPhase en als backing Vocal in de Tennessee Tribute Band. Ook zong ze zo’n twaalf jaar in het kleinkunstkoor Au Bain Marie (twaalf muzikale zangeressen uit Noord-Nederland, o.l.v. dirigente/arrangeur Akke Feenstra). In 2022 besloot ze te stoppen met werken maar zeker niet met zingen. Nu maakt ze als lead vocal – met oa Frits de Lange – deel uit van de muziekgroep MEEZZ.Zie www.meezzmusic.nl
De lezing is een combi van zorgvuldig gekozen liedjes over het thema (gezongen door Eessa Frieman) en een prikkelende, inspirerende tekst waarmee ik probeer de inhoud van het boek dichter bij de ervaring van mensen te brengen.
Een impressie:
De oorlog in Oekraïne, de coronapandemie, de klimaatcrisis, het conflict in het Midden-Oosten – het besef dat de wereld niet maakbaar is dringt zich steeds meer aan ons op. We hebben het leven niet in de hand.
Dat maakt ons onzeker, bezorgd en bang.
Hoe kun je nu nog voluit ja blijven zeggen tegen het leven?
Ooit moesten we alles nemen zoals het kwam. De Voorzienigheid of het lot bedeelde ons iets toe. De laatste twee eeuwen benadrukten we onze eigen autonomie en dachten we dat wijzelf de wereld wel konden managen. Nu leven we met een permanent crisisgevoel waarbij we de regie hebben verloren.
Het gevaar is dat we ons boos opsluiten in ons eigen gelijk, ons terugtrekken in onze eigen bubbel.
Dat lost niets op.
Beter is het om in verbinding te blijven met de wereld om ons heen, met de mensen en met de planeet waarop we wonen. Mijn lezing is een pleidooi voor hernieuwde afstemming, voor resonantie met het leven dat we niet in de hand hebben. Dansers doen dat – laten we aan hen een voorbeeld nemen.
Eessa Frieman vertolkt indringende songs over hoe verrukkelijk én verschrikkelijk het leven kan zijn. Liedjes over kwetsbaarheid, pijn en verlangen, maar ook over geloof, schoonheid en intens geluk. Frits de Lange begeleidt haar op gitaar.
Het boek Overweldigend (genomineerd op de longlist voor de Socratesbeker 2023, de prijs ‘voor het prikkelendste filosofieboek’) is op de avond zelf ook verkrijgbaar.
Een programmaboekje met alle liedteksten is beschikbaar.
Geschikt voor open geloofsgemeenschappen en centra rond levensbeschouwing, zingeving en cultuur.
Voor info over beschikbaarheid en kosten: stuur een mail via het contactformulier op deze site.
AGENDA OVERWELDIGEND 2024
17 januari 2024 Dieren/ Spankeren (PKN)
28 januari 2024 Lunteren (Vrijzinnig Lunteren)
2 februari 2024 Oenkerk (Trynwalderein)
7 februari 2024 Hoogkarspel (PKN)
20 februari 2024 Boxtel (‘Koffie met Kennis’, Bibliotheek)
5 maart 2024 Bathmen (PKN)
12 maart 2024 Zwolle, Dominicanenklooster
14 maart 2024 Wijchen (PKN Rivierenland-Oost)
7 april 2024 Assen (Zin-in-Zondag)
21 april 2024 Helmond/ Nuenen (PKN)
22 april Eelde (PKN Dorpskerk)
17 September 2024 Assen (opening cursusjaar TVG)
17 september 2024 Berkum (PKN)
6 oktober 2024 Eibergen (PKN Oude Mattheus kerk, 15.00 uur)
7 november 2024 Amersfoort (Johanneskerk)
10 november 2024 Ugchelen (20.00 uur, PKN, Bronkerk)
Hartmut Rosa resoneert. De populaire Duitse socioloog uit Jena (geboren in 1965) krijgt veel weerklank met zijn boodschap dat er een oplossing is voor alle wereldproblemen. Hij analyseert haarscherp waar het in onze cultuur aan schort, maar hij wijst ook een uitweg. Rosa is het type denker dat ons weer een beetje moed inspreekt. Wat psychiater Dirk de Wachter doet met zijn boeken over persoonlijke zingeving, doet Rosa in de maatschappijwetenschappen: hij biedt een sprankje hoop aan een wereld op de rand van de afgrond. Rosa is een scherpzinnig socioloog, maar ook een seculiere dominee; hij biedt troost en uitzicht in barre tijden.
Hartmut Rosa Foto: Anne Günther/FSU
Resonantie = zich laten aanspreken
Dat de vergelijking niet ver gezocht is, blijkt uit het boekje Democratie vraagt om religie, dat onlangs in vertaling verscheen. Het is een gelegenheidsgeschrift, de neerslag van een lezing voor het bisdom Würzburg in 2022. Maar reken maar niet dat Rosa zijn kerkelijk gehoor naar de mond praat, als hij beweert dat onze democratie de religieuze bronnen waaruit onze cultuur put nodig heeft om te overleven. Hij vindt in de kerkelijke traditie steun en herkenning voor zijn centrale stelling dat wij op wederkerigheid met de ons omringende wereld zijn aangelegd. Kerken houden namelijk het eeuwenoude besef levend, dat er een appèl op ons wordt gedaan dat niet aan onszelf ontspringt, maar dat ons overstijgt. God roept ons, de naaste spreekt ons aan. Dat spoort naadloos met waarom het Rosa zelf in zijn maatschappijvisie gaat. ‘De maatschappij, en zelfs de democratie, moet het vermogen bezitten zich te laten aanspreken. Ik heb geprobeerd dit vermogen te vatten met het begrip “resonantie”. Dat is niet alleen een vermogen, het is een andere houding tegenover de wereld.’
‘Je ouders aan hun einde helpen’ – zo heette het gebruik in mijn Twentse geboortedorp om je hoogbejaarde ouders bij je in huis te nemen en tot hun dood te verzorgen. Informele ouderenzorg, bij gebrek aan beter? In Zuid-Europese landen als Spanje, Italië en Griekenland is het nog steeds een goed gebruik. Op Kreta bouwen kinderen hun huis alvast met ruimte voor een extra verdieping voor hun ouders.
ln zuidelijk Europa lijkt de intergenerationele solidariteit sterker dan in onze geïndividualiseerde samenleving. Drie generaties wonen hier meer en makkelijker onder één dak dan bij ons. De extended family doet het in die landen nog steeds goed. Terwijl Deense en Nederlandse volwassen kinderen minder dan 11 uur zorg per maand aan hun bejaarde ouders besteden, doen Spaanse, Italiaanse en Griekse kinderen dat meer dan drie keer zo veel, zo wijst een onderzoek van de Wereldbank uit.
Misschien krijgt het politieke debat in de aanloop van de verkiezingen wat meer scherpte als we wat meer de diepte in gaan. In dit essay geeft Frits de Lange aan waarom de ideeën van de Frans-joodse filosofe Simone Weil een wake up call voor élke partij in de machtscarrousel van de landelijke politiek zouden moeten zijn. En voor ons.
De visie is terug in de politiek. Het kale neoliberalisme van Mark Rutte (“Visie? Dan moet je naar de oogarts”) lijkt voorbij, de ideologische richtingenstrijd is terug, al wordt het wel dringen in het midden. Pieter Omtzigt wil meer zijn dan een parlementaire Einzelgänger, de dossiervreter die het opneemt voor slachtoffers, en gaat met een partij met stevige Grondbeginselen en Uitgangspunten de verkiezingen in. Nieuw Sociaal Contract “gaat uit van een relationeel en personalistisch mensbeeld. Ons alternatief voor het heersende individualisme is het personalisme. In het personalisme staat niet het individu met zijn eigenbelang, maar de mens als persoon centraal – de mens in verbondenheid met zichzelf, met anderen en met de omringende wereld.”
Ook de nieuwe CDA-lijsttrekker neemt afscheid van de ideologische bloedarmoede van zijn partij. Henri Bontenbal wil de christendemocratie weer een ziel geven en laat zich inspireren door mensen als Martin Luther King, Abraham Heschel, Simone Weil, Jonathan Sacks en Václav Havel.
Ik doe niet meer mee aan de babyboom bashing waarbij de naoorlogse generatie wordt weggezet als een stelletje potverteerders, die hun nageslacht een failliete boedel als erfenis achterlaten. Toch is er in de laatste eeuw iets grondigs veranderd in de manier waarop we ons tot het voor- en nageslacht verhouden. We kunnen ons als westerlingen moeilijk meer voorstellen wat het is om een generatie te zijn, een schakel in de keten.
Dat moet je de boomers niet als moreel verwijt voor de voeten gooien, zegt de Franse filosoof Hervé Juvin in zijn Hoe de wereld verandert doordat we steeds ouder worden (2008). Het is een regelrecht gevolg van de demografische transitie. Juvin wijst op de gemiddelde levensduur die in anderhalve eeuw tijd is verdubbeld. Voor het eerst in de geschiedenis verwachten mensen zo lang te leven, dat de ambitie van een quasi-eeuwig leven zich heimelijk in ons kan nestelen. Het leven van de meeste mensen werd ooit beheerst door schaarste en een groot risico op een kort leven. Je leefde, maar was zomaar weer dood. Dan is overdracht van geld en goed belangrijker dan individuele zelfontplooiing. Een erfenis ontvangen wordt een dure plicht, verschuldigd aan je kinderen. In de traditionele samenleving die tot in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw domineerde, draait het dan ook om de patrimoine, het ontvangen en doorgeven van het toevertrouwde erfgoed aan de volgende generatie.
Henry Moore Draped Reclining Mother and Baby (1983)
‘He’s got the whole world, the whole wide world in his hands’ – ik zong het ooit rond het kampvuur met de jongeren van mijn kerk, en geloofde vast in de boodschap van de gospelsong: jij hebt jouw leven niet in de hand, okay, dat kan gebeuren. Maar wat is het dan geruststellend om te weten dat God daarboven wél alle dingen stevig under control heeft.
Inmiddels geloof ik er niet meer in, en probeer in het volgende te laten zien dat dit religieus gezien geen verlies is.
‘Sluit bejaarden uit’ – de kop boven een ingezonden brief in de NRC, het weekend na de provinciale statenverkiezingen, trok direct mijn aandacht, gefixeerd als ik ben op ageism. De briefschrijver reageerde op de politieke aardverschuiving waarbij de Boer Burger Beweging de grootste partij werd in alle provincies en dus ook in de Eerste Kamer. ‘Het is schokkend om te zien dat de BBB bij mensen tussen 18 en 35 jaar helemaal niet populair is: de BBB zou als 6e zijn geëindigd als de stemmen waren geteld van kiezers tot 35 jaar’ (bron NOS). Het BBB-electoraat bestaat voor bijna 70 procent uit 50-plussers, meldt dezelfde krant elders, terwijl de partij maar 3 procent scoort bij jongeren van 18 tot 24 jaar, het slechtst van alle partijen. ‘BBB profiteert ervan dat ouderen relatief vaker gaan stemmen. De partij heeft een extreem vergrijsde achterban’. Na datzelfde weekend kwam het klimaatpanel IPCC met het angstaanjagende bericht dat kinderen van jonge stemmers, die in 2020 zijn geboren, waarschijnlijk een groot deel van hun leven ontwrichtende klimaatopwarming meemaken. Het scenario dat de wereld vier graden warmer zal zijn als zij 70 zijn, is niet denkbeeldig.
Nu weet ik dat verkiezingsuitslagen lastig te duiden zijn: wat bewoog de kiezer om massaal BBB te stemmen?
Mantelzorger en professional – ze ontmoeten elkaar thuis of in een instelling, rondom iemand die min of meer intensieve zorg nodig heeft. Maar hoe verschillend is hun perspectief. De ‘relatiedriehoek’ plaatst elk van hen visueel in een andere hoek en zoekt naar een manier om ze dichter bij elkaar te brengen in de onderlinge afstemming van hun zorg, respectievelijk voor ‘de naaste’ of ‘de cliënt’.
Maar neem alleen die twee woorden al: naaste, cliënt! Ze lijken uit twee totaal verschillende werelden te komen. Die werelden worden vaak tegenover elkaar gezet: de professionele zorg is zakelijk, de mantelzorg is persoonlijk en betrokken. De ene zorg is afstandelijk, de ander is spontaan, de een is deskundig, de ander intuïtief, de een wordt betaald, in de ander heerst de liefde. Twee werelden, twee taalvelden, maar ook, als je niet oppast: twee karikaturen. Het zou de onderlinge afstemming kunnen helpen als ze wat dichterbij elkaar in de (drie)hoek worden gezet.
Hij is zo sterk als een leeuw’, ‘voetbal is oorlog’: nieuwe ervaringen en onbekende situaties duiden we met beelden van wat we eerder meemaakten. We leven met beelden, we kunnen niet zonder. We gebruiken metaforen om de ene ervaring te verstaan in termen van een andere. ‘Dit is als dat.’
We doen het vaak zonder dat we het zelf in de gaten hebben. ‘Het leven is een strijd’, ‘het leven is theater’, ‘het leven is een wedstrijd’ – we krijgen de beelden vaak met de paplepel ingegoten. Door onze ouders, door de cultuur waarvan we deel uitmaken. Ze leggen uit wat ons overkomt, geven er betekenis aan, en sturen ons verdere doen en laten. Root metaphors, zo worden de belangrijkste en krachtigste genoemd. Kernmetaforen.
Ik heb met plezier vijfentwintig jaar als hoogleraar ethiek aan de PThU gewerkt en ben sinds twee jaar met pensioen. Bevrijd van de werkdruk, blijf ik een beetje doen wat ik altijd al deed: studeren en schrijven. Maar nu zonder de rompslomp van academische verplichtingen. Ik leer open te staan voor andere kanten van het leven, en ook van mezelf.
Ik ben nu meer met kunst (dans, muziek) bezig dan tevoren, en dat is ook te merken aan mijn nieuwe boek. Ik doe er een pleidooi om eens door de bril van de kunsten te kijken naar de wereld. Ga om met het overweldigende leven zoals een danser zijn beweging afstemt op die van zijn danspartners of een muzikant zijn spel op dat van zijn orkest! Je bent een door en door relationeel, fysiek wezen. Dat besef zal ons ook ecologisch enorm kunnen helpen. Een ‘muzisch paradigma’ leert je om jezelf radicaal wederkerig te verhouden tot het leven dat je omringt en waarmee je bent verstrengeld.
“Ik ben een hark op de dansvloer”, bekent theoloog Frits de Lange, emeritus hoogleraar ethiek. “Zo’n 20, 25 jaar al zit ik in een bandje en muzikanten dansen niet, zong Huub van der Lubbe al. Maar spelen activeert wel de hersenhelft die minder werd aangesproken in mijn jaren als hoogleraar. In de universiteit was ik vaak een hoofd op steeltjes. Dat ik nu met pensioen ben, voelt als een bevrijding.”
Dat bood hem de gelegenheid een boek te schrijven, dat zich kort laat samenvatten: ‘Let’s dance!’ Dansen is het antwoord dat De Lange geeft op de vraag hoe we overeind blijven in een wereld die ons overdondert. Het kan kippenvel zijn, bij het zien van een machtige Alp. Ontroering bij de geboorte van een kind. Maar ook huiver bij het zien van de beelden van de aardbeving in Turkije en Syrië, en verpletterende machteloosheid bij het zoveelste bericht over het Oekraïense front.
Het zijn overweldigende ervaringen die De Lange ‘fysieke overrompeling’ noemt. “Je kunt dat niet zomaar inpassen in het min of meer geordende plaatje dat je van de wereld hebt.”
Foto: Reyer Boxem
Die indringende momenten zijn volgens De Lange geen uitzonderlijke toestanden – straks is het weer over – maar het leven zelf. Hoe overleef je dat? Daarvoor voert De Lange een ‘filosofische verkenning’ uit, om te komen tot een ‘nieuwe kijk op de mens en de kosmos’.
Je hebt er alles aan gedaan om het kerstdiner tot een succes te maken. De tafel stijlvol gedekt. Een heerlijk menu bedacht, waarvoor je de hele dag in de keuken hebt gestaan. Een goede wijn erbij uitgezocht. Kaarsen aan. En toch, het wil maar niet lukken: het wordt een moeizame avond.
.Op hét familiefeest van het jaar hing de familie als los zand aan elkaar. Je kunt achteraf niet zeggen waardoor het kwam, maar echt ‘kerst’ wilde het niet worden. Je had iets van gedeeld geluk willen voelen, van dankbaarheid en verbondenheid over en weer. Nu bleef iedereen alleen met zichzelf.
Chronische beheersingsdrang
Wat gebeurde hier, of liever: wat gebeurde hier níet? Het resoneerde niet, verklaart Hartmut Rosa (1963), de Duitse hoogleraar sociologie in Jena en Erfurt, die zelf dit tafereel ter sprake brengt. Er kwam niets in beweging, er vibreerde niets tussen de tafelgenoten aan de kerstdis. Het is een dagelijkse ervaring, zeker als de verwachtingen hoog gespannen zijn: je denkt alles onder controle te hebben, maar je hebt de uitkomst niet in de hand.
Foto: Anne Günther/FSU
Een open deur? Voor Hartmut Rosa is het een eyeopener die de ziekte blootlegt waaraan onze cultuur te gronde dreigt te gaan. In 2016 verraste hij met zijn vuistdikke boek Resonanz. Eine Soziologie der Weltbeziehung. Met een grootse greep levert Rosa tegelijk een kritische maatschappijanalyse én biedt hij een alternatief: een uitzicht op een betere, aantrekkelijker manier van leven, samengevat in dat ene woordje resonantie. Het boek sloeg in, ook buiten Duitsland. Rosa geldt nu internationaal als toonaangevende sociale filosoof, een waardige opvolger van Jürgen Habermas en de Frankfurter Schule, een linkse traditie waarin hij zichzelf bewust plaatst.
Zingeving is “zijn afdeling”, aldus emeritus hoogleraar ethiek Frits de Lange. Maar daar geeft hij dan wel zijn eigen draai aan. Tegelijkertijd zegt hij “wat moe” te zijn van het woord zingeving en dat hij het eigenlijk niet meer wil gebruiken. Omdat het, in zijn optiek, “niet resoneert”. Je begrijpt; een gesprek met Frits de Lange over zingeving levert prikkelende gezichtspunten op. We stelden hem een aantal vragen over zijn nieuwe boek, zijn ‘optreden’ in de nieuwe masterclassreeks ‘Perspectieven op werk’ en – oh ja – over dat er meer gedanst moet worden in organisaties….
Frits, wat betekent zingeving voor jou?
“Zingeving is voor mij verbonden met lijf en leden. Ik wil het graag fysiek en zintuigelijk maken. Uit het denkhoofd komen als het ware. Ik ben jaren hoogleraar geweest en, nu ik met emeritaat ben, wil ik meer zijn dan een talking head. Ik heb nu de vrijheid om ook de andere hersenhelft te gebruiken en dat geeft heel veel begrip. Kijk maar eens naar de boerenprotesten van nu. Die kun je niet begrijpen als je niet de affectieve kant ervan ziet. In dat conflict doen partijen elkaar iets aan, heel letterlijk. Dat elkaar raken, dat aandoenlijke, dat probeer ik te verkennen. Jarenlang hebben we hierin alleen maar onze ratio laten werken en aan redelijke oplossingen gedacht. Dat werkt nu niet meer. Uiteraard moeten we dan nog steeds ons hoofd gebruiken, maar je moet altijd rekening houden met de context. In organisaties werkt dat ook zo.”
Wat doe jij toch daar op Kreta?’ wordt me vaak gevraagd. ‘Hard werken!’ , antwoord ik dan. Over doceren aan de Academie op Kreta maakte ik dit filmpje.
Er wordt minder gevloekt op straat, God doet het niet meer zo goed als krachtterm. De Bond tegen het Vloeken zou er blij mee moeten zijn. Toch houdt de directeur van de Bond, Kees van Dijk, bij de teloorgang van het ‘godver…’ een dubbel gevoel: “We denken dat mensen de naam van God minder vaak gebruiken als scheldwoord, omdat zij niet bekend zijn met God.” Hij wijst op de voortschrijdende secularisatie. Van Dijk: “Het is treurig dat er voor God minder plek is in de maatschappij.”
Nederland raakt steeds meer ‘van God los’ en telt sinds 2022 meer niet-gelovigen dan gelovigen. Op de gelijknamige tentoonstelling, afgelopen jaar in het Catharijneconvent, werd het rappe ontkerkelijkingsproces dat ons land vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw doormaakte nog eens treffend in beeld gebracht. De cijfers hingen er aan de wand: een kwart is atheïst, de grote middengroep weet het allemaal niet: er zal wel ‘iets’ zijn, maar wat? En dan de gelovigen: in de jaren zestig geloofde nog bijna de helft van de Nederlanders in een God die zich met ieder mens persoonlijk bezighoudt, nu is dat vijftien procent. ‘Theïsten’ worden ze genoemd: ze geloven in een persoonachtig Wezen daarboven, die los van deze wereld bestaat, het universum geschapen heeft en naar zijn wil bestiert. Geen wonder dat een knetterende vloek het niet meer zo goed doet: bijna niemand wordt er nog warm of koud van. De God daarboven is dood.
Je zou het niet verwachten van een theoloog, maar Rick Benjamins, hoogleraar vrijzinnige theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, zegt daar ja en amen op. De Nederlandse Geloofsbelijdenis uit 1561 leerde: ‘Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er een enig en eenvoudig geestelijk wezen is, dat wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige fontein van al het goede.’ Benjamins krijgt het niet meer over zijn lippen. Ook voor hem heeft die God afgedaan.
‘Wat als jij straks dement wordt?’ In de kring van familie en vrienden wordt de vraag regelmatig gesteld. Mijn antwoord is steevast: ‘Ik zou het heel erg vinden, maar als er goed voor me gezorgd wordt wil ik graag tot het eind blijven leven’.
Dit voorjaar kwam een aan de overheid gerelateerde Burgerraad met een boeiende publicatie: Ouder Worden 2040. Een transformatieagenda voor een ouder wordende samenleving, waarin twintig jaar vooruit wordt gekeken. Als ik het haal ben ik in 2040 vijfentachtig. Met twee miljoen 65-plussers erbij is de kans groot dat dan het aantal mensen met dementie verdubbeld is tot een half miljoen. De kans is niet denkbeeldig dat ik daar dan ook bij hoor. Met door de ontgroening ook nog veel minder mantelzorgers en zorgprofessionals om me heen. Zal er dan goed voor me gezorgd worden?
Het mooie van Ouder worden 2040 is dat het niet alleen trends beschrijft, maar ook drie scenario’s schetst voor hoe onze samenleving er over twee decennia uit zou kunnen zien. We leven lang hoera, hoera! is het eerste toekomstplaatje, van een sociale samenleving met vitale gemeenschappen waarin we goed op elkaar letten. Er wordt goed voor ouderen gezorgd, maar je moet wel je best doen om erbij te blijven horen. Big little brother is watching you: niet roken, drinken, stilzitten en dik worden want dan loop je 40% meer kans op dementie.
Bespreking van: Marli Huijer, De toekomst van het sterven. Uitgeverij Pluim/ De Groene Amsterdammer, Amsterdam/Antwerpen 2022
Met De toekomst van het sterven levert Marli Huijer een welkome bijdrage aan de publieke bezinning op een goed levenseinde. Die wordt vandaag sterk gedomineerd door de politieke discussie rond euthanasie en hulp bij zelfdoding na een ‘voltooid leven’, die losstaat van de manier waarop er doorgaans gestorven wordt. De meeste mensen overlijden immers na lange tijd ziek te zijn geweest, aan de gevolgen van kanker, hart- en vaatziekten of dementie. Ze ‘sterven weg’, schrijft Huijer, in een invoelend hoofdstuk dat gewijd is aan hoe moeizaam dat kan gaan én hoe mooi en waardevol dat kan zijn.
Oud worden gebeurt vanzelf, daar hoef je niks voor te doen. Je hebt even niet opgelet, knippert even met de ogen, en je bent zo tien, twintig jaar verder. Voor je het beseft ga je met pensioen. Maar goed oud worden, dat gaat niet op de automatische piloot.
We leren tegenwoordig levenslang om onze beroepscompetenties op peil te houden. Om je werk beter te kunnen doen en in te spelen op veranderingen. Om relevant te blijven op de arbeidsmarkt. Maar leren we ook om ouder te worden? Elke professional heeft wel eens een persoonlijk ontwikkelingsplan moeten schrijven. Maar heb jij ook al een POP voor na je pensioen?
Ik noem mezelf, nu net een jaartje met pensioen, graag oudere-in-opleiding. Ik ga weer naar school.
AOW’er worden voelt als ooit de overgang van de lagere naar de middelbare school. Als rijpe senior had je veel kennis en ervaring in je werk en jongeren keken naar je op zoals eersteklassertjes ooit naar de grote jongens en meisjes in de zesde. Maar nu kom je als brugpiepertje de school van de ouderdom binnen en kijk je op tegen de tachtigers en negentigers die daar rondhangen op het schoolplein. Poeh die zijn groot! Jij hebt nog een hele weg te gaan, nog heel veel te leren.
Het helpt in de school van het ouder worden niet als je zegt dat je in je werkzame leven een hele meneer of mevrouw was. Je moet opnieuw aan het werk. Ouder worden, zei Eric Erikson, is een ‘ontwikkelingstaak’.
Lato, een Griekse ruïnestad in de bergen op Kreta, vlakbij Agios Nikolaos, oktober 2021. Ik geef straks college over Plato aan cursisten van de Academie op Kreta (academieopkreta.com) op een plek waar hij geweest zou kúnnen zijn: de oude agora, uit de vijfde eeuw voor onze jaartelling. Ik zit op de resten van een zuil mijn tekst alvast door te nemen: de allegorie van de grot, over de vergankelijke zintuigen die ons bedriegen, en de eeuwige, stabiele orde van het Zijn, achter al deze schijn. Plotseling voel ik mijn billen trillen en de aarde onder me bewegen. Voor mij schudden en wankelen een stel zuilen die daar vijfentwintighonderd jaar hebben gestaan. Het duurt maar een paar seconden, maar ik heb het gevoel alsof alle grond onder mij wordt weggeslagen en ik zo door de aarde zal worden verzwolgen.
De schrijfster Josepha Mendels (1902 – 1995) vertelde ooit hoe zij als tachtigjarige, feestelijk opgedoft, haar Parijse appartement verliet om uit te gaan en dan van haar eveneens bejaarde medebewoonsters onder aan de trap te horen kreeg: ‘Ah Madame, vous voulez plaire encore?’ En van Bertold Brecht (1898 – 1956) is het verhaal van zijn grootmoeder die, nadat ze op twee-en-zeventigjarige leeftijd weduwe werd, uit de knellende band van de sociale verwachtingen sprong. In plaats van langzaam af te sterven als respectabel oudje gaat ze naar de bioscoop, bezoekt vreemde mannen, gaat uit eten, speelt kaart met vriendinnen, geniet van paardenrennen, en amuseert zich kostelijk. Haar eigen kinderen gaan er schande van spreken. ‘Die Unwürdige Greisin’ is de titel die Brecht aan haar verhaal meegeeft: foei, wat zal de buurt er wel van zeggen!
Ik ga steeds aardser over zingeving denken. Hoe ouder ik word, des te meer kom ik uit mijn hoofd en in mijn lijf.
Als jonge theoloog kon je mij op elk moment van de nacht wakker maken voor een discussie over de zin van het leven. Als oudere docent gaf ik als hét voorbeeld voor een foute onderzoeksvraag bij masterscripties de vraag: ‘wat is de zin van het leven?’ Het is immers een onmogelijke vraag, die niet in een theorie, hoe diepzinnig ook, te vangen is.
Je kunt de zinvraag beter in stukjes breken tot: wat maakt jouw leven zinvol? Of nog dichter bij jezelf: wat maakt een dag voor mij tot een goede dag? Ook dan is hij nauwelijks te behappen. Het wetenschappelijk concept Meaning in Life (MiL) is een veelkoppig monster dat onderzoekers kopzorgen baart, ook al weten ze er soms briljant greep op te krijgen en het handzaam te operationaliseren. Susan Hupkens deed dat bijvoorbeeld onlangs in haar proefschrift At home with meaning: Older persons’ meaning in life, good home nursing and nurse education (UvH 2021) waarin ze 54 definities omsmeedt tot één.
Ik neem zelf nu steeds vaker theoretisch de binnenbocht: Waarvoor kom jij je bed ’s ochtends uit? Dat is voor mij de zinvraag teruggebracht tot zijn lijfelijke essentie.
Hij wordt cruciaal voor je als je oud bent en niet meer naar je werk hoeft, kinderen moet opvoeden, of nog een maatschappelijke positie moet verwerven of hooghouden. Dan nog is er de poes die eten moet, een vriendin die gebeld moet worden, de boodschap die moet worden gedaan, de bloem die water moet. Je zingeving verschrompelt en verdampt als je elke morgen de dekens weer over je heen wil trekken omdat er niets meer is waarvoor je in beweging komt.
Leven is in beweging zijn, bewogen worden, in beweging zetten. Zelfs onze meest spirituele ervaringen van zinvol- of zinloosheid verwoorden we nog sensomotorisch, als lichamen-in-beweging: ik kan geen kant meer op, ik loop vast, ik zie weer een begaanbare weg voor me, ik kan weer vooruit. We vergeten dat gemakkelijk en worden dan wandelende hoofden op steeltjes.Zingeving hebben we ooit als peuter met vallen en opstaan aangeleerd. Zolang je zin hebt om de ene stap voor de andere te willen zetten heb je een zinvol leven. Als je bij de pakken neer gaat zitten, niet meer. Kenmerk van een depressie is ook niet zozeer de somberheid, als wel de inertie, de bewegingsloosheid. Je bent niet meer vooruit te branden.
De strijd tegen corona is in twee jaar veranderd van oorlog naar guerrilla. Daardoor dringen de morele dilemma’s tot achter de voordeur door, zegt Frits de Lange, emeritus hoogleraar ethiek. Mag je je ongevaccineerde nicht voor kerst de deur wijzen?
Vaccinatie ten spijt is het aantal besmettingen in verpleeghuizen weer fors opgelopen. Al is de kans op overlijden daar minder hoog dan bij de vorige coronagolf, het virus treft weer ouderen. In 2020 was er een golf van verontwaardiging over wat ‘dor hout’ heette, dat moest toch een keertje gekapt. Nu opnieuw veel ouderen sterven, gaat er geen schokgolf door de samenleving.
Zijn we stiekem toch gaan denken dat ouderen dor hout zijn?
Nee, zegt De Lange resoluut. “We richtten ons eerst specifiek op ouderen. Dat waren bij uitstek slachtoffers of zondebokken. De mensen die ouderen ‘dor hout’ noemden, kwamen op voor de jongeren, die mochten niet worden opgesloten. Die tegenstelling is verdwenen. De pandemie is van karakter veranderd: het is nu een ziekte van ons allemaal. Het heeft geen zin meer om te wedijveren wie het meest de dupe is. Ook kwetsbare kinderen kunnen eraan sterven, ongevaccineerde vrouwen kan het hun zwangerschap kosten.”
Aanvankelijk speelde de tegenstelling oud versus jong wel. “Corona begon als een ouderenziekte. De ethisch weldenkende burger vond dat we ouderen moesten beschermen, bewoners dienden in hun verpleeghuis geïsoleerd te worden. Dat heeft veel sociale en psychische ellende met zich meegebracht.”
Waar en hoe gaan we wonen, straks als we echt oud zijn? Het is bij mij thuis onderwerp van gesprek, nu we beiden net met pensioen zijn. We wonen plezierig, maar ja, je weet niet of het huis geschikt is als we de trap niet meer op kunnen en de tuin niet meer kunnen doen. Bovendien wonen de kinderen ver weg. Hmmm, nog maar even parkeren, die vraag.
Herkenbaar, zo’n gesprek (of vaak ook: het voor je uitschuiven ervan)? Toch lijkt het steeds meer een luxe vraag van vroeger toen we nog iets te kiezen hadden. Waar wil je wonen? Je hebt niks te willen. De woningmarkt zit op slot, en de overheid stuurt erop aan dat je blijft waar je bent: thuis, zelfs als je veel zorg nodig hebt. Je hebt geen keus: oud worden doe je daar waar je nu woont.
In: Nooit heb ik niets met U.Gesprekken over God, een bundel interviews door Henk Veltkamp, KokBoekencentrum, Utrecht 2021, 18 – 26
Henk Veltkamp interviewde mij voor deze bundel.
Als ik ‘God’ zeg, wat is dan het eerste wat bij u opkomt?
Godallemachtig. En ook gvd. Uitroepen dus. Het woordje ‘God’ zit bij mij veel meer in de emotie dan in de reflectie, of in beelden. God heeft bij mij alles te maken met woede, verbijstering, verwondering, vreugde, machteloosheid, verlatenheid, geborgenheid en ga zo maar door. Dat is, denk ik, essentieel voor mij.
Daarmee bevestigt u wat taalkundigen ons uitleggen: taal wordt niet geboren als beschrijving, maar als uitroep. Of in hun vaktaal: primaire taal is performatief, evocatief, en niet descriptief.
Klopt. Als het, wat God betreft, op beschrijven aankomt, dan ga ik stuntelen en stotteren, want dan weet ik het niet meer. God is emotie.
Wat zijn, terugkijkend naar uw kinderjaren, uw eerste herinneringen aan God?
Niet aan God. Wel aan de dominee, die op de preekstoel zwetende, orerende predikant. De man Gods dus, als mijn eerste herinnering aan God.
Conform aan wat McLuhan ooit zei: “The medium is the message”?
Ja precies. Verder vind ik in mijn geheugen geen kinderherinneringen aan God.
Wel beelden?
Ook niet. Of het zouden de beelden moeten zijn die ik als theoloog bevecht. Niet dat ik die mij herinner, maar wellicht projecteer ik die op mijn eigen jeugd. Zeg maar de man met de baard op de wolk. Of de Oude van Dagen op dat schilderij van William Blake, die met zijn passer de wereld ontwerpt. Dat zijn beelden waarvan ik denk dat ik ze in mijn jeugd heb meegekregen. Een sterk theïstische God dus, de machthebber die het universum bestiert en als een Romeinse keizer met z’n duim omhoog en naar beneden aangeeft wie mag leven en wie moet sterven.
Interview t.g.v. afscheid PThU, PThUnie jg. 15, nr. 2, september 2021, 30 – 33.
PThU Groningen
Half augustus 2021 ging hij met emeritaat, maar de periode die daaraan voorafging ervoer Frits de Lange al als een ‘zachte landing’ in die nieuwe levensfase. Het geven van colleges en het begeleiden van studenten en promovendi gaven hem genoeg te doen, maar bij de toekomstplannen van de universiteit was hij toch net iets minder betrokken. ‘Collega’s gaan je toch een beetje zien als de gaande man’, zegt hij met een glimlach. Is dit misschien een voorbeeld van de zelfrelativering die hij in zijn nieuwe boek Eindelijk volwassen als een van de zegeningen van de ouderdom beschouwt? PThUnie sprak met hem over die tweede levensfase – en wat daaraan voorafging.
Net in het jaar dat je met emeritaat gaat, scoor je met een boek over ouder worden.
‘Ja, wat een timing hè? Het is een toevallige samenloop van omstandigheden, maar voor de ontvangst van het boek werkt het wel goed. Ik noem mezelf een oudere in opleiding: ik zit pas in de eerste klas en kijk naar al die jongens en meisjes van tachtig en negentig, die al veel verder zijn. Daar heb je als eersteklasser diep respect voor. Als het om ouderdom gaat, kom ik nog maar net kijken.’
In de politieke filosofie wordt William E. Connolly beschouwd als de grootste denker na John Rawls, Jürgen Habermas en Michel Foucault. Bij het grote publiek is hij nog een onbekende. In zijn werk laat Connolly overtuigend zien dat politiek eerder door de onderbuik dan door rationele argumentaties wordt gedreven. Hij verklaart waarom we eeuwenlang blind zijn geweest voor onze verwevenheid met de natuur. En hij wijst een smalle, maar begaanbare weg uit de klimaatcrisis. Gelukkig is er nu een boek over hem.
William E. Connolly
Een blinde vlek
Tot eind jaren negentig stond Bill Connolly, zoon van een fabrieksarbeider uit Michigan (1938), alleen bekend als lid van een collectief strijdbare politiek filosofen, critici van het ongebreidelde geloof in de vrije markt. Scherp analyseerde hij de neoliberale ideologie en de desastreuze gevolgen van het kapitalisme voor de Amerikaanse onderklasse en de roofbouw op wat toen nog ‘het milieu’ genoemd werd. Hij vond pas een eigen stem toen hij moeite kreeg met die term. Milieu, environment – letterlijk is het je ‘omgeving’ waar je middenin zit. Het milieu kan je ondersteunen en je hinderen. Maar de natuur is toch meer dan alleen grondstof voor menselijke exploitatie of decor voor het menselijke theater? Ze lijdt, ze kan sterven, en kan ook terugslaan als ze getergd wordt. Is er dan eerst een klimaatcrisis nodig voor het besef dat zij een eigen stem heeft en een eigen handelingsvermogen? Connolly raakte doordrongen van het feit dat niet alleen de mens actor is, maar dat ook dieren en planten, bacteriën en virussen, rivieren, oceanen en aardlagen een zelf-organiserend vermogen bezitten, elk met een eigen dynamiek die maakt dat ze soms onderling heftig botsen.