Tags
Ik kon vroeger behoorlijk zwemmen. Met mijn zwemclub nam ik rond mijn zestiende deel aan een wedstrijd in open water in de Overijsselse Vecht, over twee kilometer. Met de finish in zicht zwom ik in tweede positie, met nog één zwemmer voor mij op een paar meter afstand. Mijn clubgenoten liepen mee op de oever en moedigden mij aan: “Zet ‘m op, je hebt ‘m bijna! Zet ‘m op!’ Ik zette alles op alles, maar ik kwam niet dichterbij. Ik gaf het, uitgeput, vlak voor finish op. Ik ging niet winnen. Maar, flitste er door mijn hoofd, was tweede worden ook niet een mooi resultaat? Eenmaal uit het water verwachtte ik dat ook van mijn clubgenoten te horen: jammer, maar goed gedaan, Frits! In plaats daarvan kreeg ik de wind van voren: “je had eerste kunnen worden, sukkel, waarom nou net niet dat laatste beetje meer gegeven!” Ik was, als bijna-winnaar nota bene, toch een loser. Ik droop af, het werd me duidelijk: ik had niet de echte winnaarsmentaliteit, was niet geboren voor de topsport. Het klopte, het is daarna met het zwemmen nooit meer wat met me geworden.
Een zwaar leven
Ik moest weer aan het voorval denken, toen ik in het boek van Kieran Setyia, Het leven is zwaar. Filosofie van de tegenslag, het hoofdstuk over ‘mislukking’ las, over pech hebben, vergissingen begaan, falen – en de manier waarop we daar mee omgaan. De titel suggereert dat het een boek voor zwartkijkers is. Hij doet je meteen denken aan het hilarische liedje van Brigitte Kaandorp Ik heb echt een heel zwaar leven/ Nah nah nee echt serieus waar/ Ik neem het leven heus zoals het komt/ Maar ja vaak komt het niet’. Echt een boek voor mensen voor wie het glas altijd halfleeg is.